Nederlands 1-2

Onze taallessen vertrekken dikwijls vanuit levendige taal. We gaan aan de slag met de artikels op kindniveau, met de vrije teksten van de kinderen, met woorden uit het rondeboek,…

In het tweede leerjaar oefenen we dagelijks het correct leren spellen. Iedere week staat een spellingsregel in de ‘picture’. Aan het einde van de week staat een dictee op de planning om te kijken als we de regel nog een weekje extra moeten inoefenen of als we door kunnen gaan met een nieuwe spellingsregel.

Taal en spelling worden opgebouwd uit wat leeft bij de kinderen. Woorden die uit het rondeboek komen, vaak terugkerende fouten die uit vrije teksten, artikels uit kinderkranten…
Zo gaan kinderen aan de slag met eigen materiaal en woorden die binnen hun leefwereld zitten. Het is toch veel leuker om bijvoorbeeld de bijvoeglijke naamwoorden te zoeken en aan te passen in je eigen tekst dan in een verhaaltje dat je niet kent? Zo zien kinderen hun eigen taal en teksten evolueren.

 

Terug naar dagoverzicht